De juiste serveertempreatuur?

De juiste serveertemperatuur?

De serveertemperatuur van een wijn kan zowel negatieve als positieve elementen in die wijn versterken.
In het algemeen worden wit en rosé koeler geserveerd dan rood.
De gulden regel is het vermijden van extremen.
Met andere woorden, serveer rood niet te warm, wit niet te koel.
Serveer in geval van twijfel een wijn liever iets te koel dan iets te warm; in het glas warmt hij immers snel op.

Een lage temperatuur benadrukt tannines.
Vandaar de aanbeveling om wijnen met veel tannine betrekkelijk warm te serveren.
Komt een rode wijn echter boven de 20°C uit, dan begint de alcohol te verdampen en onaangenaam te prikken.
Komt een witte wijn onder de 8°C, dan gaat dat ten koste van het aroma.
Bovendien verlamt de koude de smaakpapillen en proef je maar een fractie van wat de wijn te bieden heeft.

Kamertemperatuur is in tegenwoordige huizen een te hoge serveertemperatuur.
De term kamertemperatuur komt uit de tijd dat huizen nog geen centrale verwarming hadden en niet waren geïsoleerd.
Kamertemperatuur moet dan ook worden begrepen als tussen ongeveer 16°C en 18°C. Wijn bewaren kan het best in een goede kelder of in een wijnklimaatkast.